De uitvinding van de cassettetape
Magnetische opnamen, waarbij staaldraad werd gebruikt, deden hun intrede reeds aan het begin van de 20e eeuw, maar het duurde nog bijna vier decennia voordat werd overgeschakeld op magneetband. Dit nieuwe formaat verbeterde de geluidskwaliteit aanzienlijk, maar de technologie was omslachtig: niet het soort drager die je gemakkelijk met je mee kon dragen. In 1958 kwam RCA met een cassettebandje dat kleiner was dan de eerdere reel-to-reel technologie, maar evengoed nog steeds onbetaalbaar en aan de grote kant. Ze waren ruwweg drie keer zo groot als het cassettebandje dat wij kennen en en ongeveer even groot als een videocassette.
In de jaren zestig probeerde Lou Otten, die toen voor Philips werkte, de technologie te verkleinen tot iets dat in je broekzak paste. Een paar jaar later lukte het hem en het moderne cassettebandje was geboren. Tegen 1966 werden veel albums op cassette opgenomen en tegen de jaren 70 vonden cassettespelers hun weg naar de auto en werd de voorheen populaire 8-track speler verdrongen.